Hieronder zijn handige weetjes over groei, bloei, snoei en onderhoud van fruitbomen voor u op een rijtje gezet. Denkt u hierbij aan begripen zoals "broek van de boom", "muizenoor", vaker voorkomende plagen zoals perenroest of thema's zoals bemesting. Deze lijst is gesorteerd naar alfabet en zal ik blijven aanvullen.
Klik op onderstaande woorden in de lijst om meer over uw relevant onderwerp te kunnen lezen.
[Voor nieuwe onderwerpen, aanvullingen en/of verbetersuggesties hou ik mij van harte anbevolen.]
A
B
C
D
E
F
G
H
I
J
K
L
M
N
Notenbomen
Natuurlijke balans in de tuin
O
Oude fruitbomen
P
Perenbladvlo
Perenboom
Perenprachtkever
Perenringworm
Permacultuur
Plum Pox Virus
Pyrus communis
Prunus
Pruimenboom
Planten
R
S
Sharka Virus
Sluipwespen
Snoeien van fruitbomen
Spint
Stoofpeer
T
Tuinklimaat
Tros
U
Uitbuigen
V
Voedselbos
Vogels
Vorst
Vormsnoei
Verjongingssnoei
Vijgenboom
W
Waaiervorm
Walnotenbomen
Waterloten
Wintersnoei
Wind
Wondafdekmiddel
Z
Zweefvliegen
Zomersnoei
De appelboom, of de Malus domestica, is een fruitboom met alle voordelen die daarbij horen!
De appel bloeit dus vrij vroeg, met mooie bijna witte tot zachtroze bloemen, donker rozerood als ze nog in knop zijn. In de zomer is het genieten van de meest heerlijke appels.
En dan is het net wat u zoekt: er bestaan grote en kleine appels, groene, geel en rood van kleur, friszuur of zuur of juist zoet van smaak. Frisse, knapperige handappels of juist iets melig (moesappels), vroege en late rassen en bewaarappels. Mogelijk wilt u bijdragen om oude rassen en historische fruitbomen te behouden.
Er zijn zelfbestuivende appelrassen en rassen die kruisbestuiving nodig hebben. Er bestaan tabellen die laten zien, welke appels elkaar het beste bestuiven. Als u maar een appelboom wilt planten, kunt u het beste voor een zelfbestuivend ras kiezen tenzij er in de buurt al veel appelbomen staan. Bij meerdere soorten appelbomen kan de opbrengst door een goede mix aan kruisbestuivende rassen verhoogt worden.
Ook belangrijk om mee te nemen in uw keuze voor een appelboom is waar uw boom gaat staan.
In welke soort grond en met hoeveel zon, wind en regen gaat u planten? Er zijn rassen die beter tegen wind, regen en minder zon kunnen dan andere. Met de grond kan rekening gehouden worden tijdens het planten en erna. Het maakt dus niet zoveel uit, of u uw boom in klei-, veen- of zandgrond plant mits er rekening gehouden wordt met vruchtbare grond en evt. bodemverbetering rondom de boom.
Heeft u een geschikt ras gevonden, vergeet niet dat uw appelboom ook gaat groeien. Kies de maat die bij uw tuin past: Er zijn kleine bomen, genoemd spillen, laagstammen, halfstammen, vaak in struikvorm en grote hoogstammen. En dan zijn er ook nog leiappelbomen, die geschikt zijn om tegen een muur te planten. De keuze is reuze, maar wel belangrijk om deze bewust te maken.
...ook wollige appelbloedluis of bloedluis genoemd.
De appelbloedluis (Eriosoma lanigerum) is een plantensap opzuigend insect uit de familie van de luizen dat in appelbomen voorkomt. Ze zijn te herkennen aan een witte, pluizige wolmassa tussen de boomtakken. Ze overwinteren in de appelboom en kunnen fruitboomkankerplekken verergeren.
Lieveheersbeestjes, sluipwespen, zweefvliegen en oorwormen zijn gek op alle soorten luizen, zo ook de appelbloedluis.
Met deze tips kunt u de appelbloedluis natuurlijk bestrijden:
1) Verwijder tijdens de wintersnoei zoveel mogelijk aangetaste takken en verbrand ze.
2) Wrijf regelmatig over de “wollige” wasafscheiding van de bloedluis, ook zo beperk je de schade aanzienlijk.
3) Hang begin maart oorwormpotjes op of vul ze weer bij met stro, hooi of houtwol, dan zullen de oorwormen zich erin nestelen en vermeerderen.
4) Koop in het voorjaar larfjes van lieveheersbeestjes en zet ze uit in uw fruitboom.
5) Zaai of plant bloemen in de buurt van uw fruitboom die sluipwespen en zweefvliegen aantrekken: Oost-Indische kers en wilde bloemen voor bijen en vlinders zijn hiervoor zeer geschikt. Ook nog eens goed voor de bestuiving.
...ook bekend als spinselmot, een veelvoorkomend probleem bij appelbomen.
In mei zijn de eerste spinselnesten in de bomen te zien. De rupsen vreten het bladmoes op waardoor geskeletteerde bladeren achterblijven. Later verpoppen ze zich en vliegen in juli als mot uit. De spinselmot is een mooi slank gebouwd vlindertje met witte voorvleugels versierd met zwarte stippen die in juli gaan vliegen.
Enkele nesten van de appelspinselmot zijn geen probleem. De vogels, met name de koolmees lusten ze rauw.
Heeft u er een heleboel, kunt u ze beter handmatig verwijderen. De rupsen bevatten geen irriterende brandharen en zijn onschadelijk voor de mens.
Ze zijn wel heel vraatzuchtig en dreigen namelijk anders de hele boom kaal te vreten. Van de appeltjes blijven ze gelukkig af, maar er zijn wel blaadjes nodig om ze te laten rijpen.
Wees gerust: Zelfs als de rupsen geen enkel blaadje over laten (bijv. bij kleine, jonge boompjes): De appelboom gaat weer volledig herstellen en er zullen weer nieuwe blaadjes groeien, alleen heeft u dan geen oogst dit jaar.
Dus: tuinhandschoenen aan en spinselnesten plukken en voor de langere termijn nestkastjes ophangen. Door het stimuleren van meer vogels in uw tuin houdt u de natuurlijke balans in uw appelboom.
Om gezond en vitaal te blijven hebben fruitbomen naast water ook voeding nodig. Dit gelt zeker voor pas geplante en oude fruitbomen.
De wortels onttrekken voedingsstoffen uit de grond en deze moeten weer aangevuld worden. Fruitbomen kunnen langer teren op vruchtbare grond, maar uiteindelijk moet ook hier bemest worden om bodemmoeheid te voorkomen. In de maanden april t/m september hebben fruitbomen de meeste energie nodig. Bemesting begint daarom ieder jaar weer in maart, zo komt de voeding op tijd bij de fruitboom.
Er wordt onderscheid gemaakt tussen kunstmest en organische mest. Organische mest heeft het voordeel dat ook het bodemleven verbeterd wordt, maar kan ook in gedroogde vorm (organische mestkorrels) gekocht worden. Kunstmest raden wij ook voor milieuredenen niet aan. De makkelijkste manier om te bemesten is het strooien van organische mestkorrels. Deze werken ongeveer een maand door, daarom strooit u iedere maand twee handen vol mestkorrels rondom uw laagstam fruitboom, bij hoogstammen strooit u vier handen vol. Hierbij laat u afhankelijk van de grootte van uw fruitboom ongeveer 30-50 cm vanuit de stam vrij.
U kunt ook kiezen voor verteerde stalmest. Verteerde mest is mest die minimaal 1/2 jaar oud is. Dit heeft te maken met het feit, dat tijdens het verteerproces stikstof uit de grond onttrokken wordt. Aangezien stikstof ook een belangrijke voedingsbron voor fruitbomen is, moet de mest dus eerst verteerd zijn. Door de samenstelling is paardenmest de meest geschikte stalmest voor fruitbomen. Komt u makkelijk aan verteerde koe-, schapen-, varkens-, kippen- of geitenmest? Dan kunt u die uiteraard ook gebruiken. Kippenmest is wel heel scherp en kunt u beter gemengd in water toedienen. Uiteindelijk haalt de fruitboom zich de voedingstoffen uit de grond die hij nodig heeft. Het voordeel van stalmest (gemengd met stro): Het is een bodemverbeteraar en werkt langer door. U hoeft maar een keer in maart een halve kruiwagen per laagstam / een kruiwagen per hoogstam aan te brengen. Dan werkt de stalmest het hele seizoen door. Herhaalt u dit nog een keer in september, dan slaat de fruitboom de voeding nog op in zijn wortels voordat hij in de ruststand gaat en heeft in het nieuwe seizoen een betere start.
Naast de voeding is het ook belangrijk dat de voeding en het water ook bij de fruitbomen komt. Hiervoor is een luchtige grond van belang. Meer hierover leest u bij Humus.
Bestuiving, zelf- en kruisbestuiving
Een fruitboom, groeit, bloeit en produceert fruit. Echter is voor een goede oogst bestuiving essentieel.
Er zijn zelfbestuivende, kruisbestuivende en partenocarpe soorten:
In de literatuur leest men vaak dat een kruisbestuiver in een straal van 100 m met de te bestuivende boom moet staan, echter speelt na mijn mening in het vrij dicht bevolkte Nederland het weer een grotere rol: Is het rond de bloei mooi, zonnig weer is een straal van 2 km voldoende; bij koud en nat weer is zelfs 1 meter niet genoeg, omdat de bijen dan nog niet actief zijn. Er zal in Nederland dus meestal een geschikte bestuiver in de buurt staan die ervoor gaat zorgen, dat ook een enkele fruitboom kruisbestoven wordt. Waar nog te weinig aandacht naar uitgaat: Zorg voor bestuivende insecten, grotendeels de (wilde) bijen in de tuin met voldoende voedsel, water, niet spuiten en veilige schuilplekken. Meer hierover zie: Bijen.
Wilt u meerdere fruitbomen planten of een boomgaard aanleggen, dan is mijn advies zeker rekening te houden met kruisbestuivende soorten. Daarom deel ik tenslotte een link naar kruisbestuivingstabellen van Pari-Daeza.
Van een beurtjaar spreekt men bij fruitbomen als er weinig of geen vruchten aan de boom zitten. Dit komt omdat hij het jaar ervoor uitgeput is geraakt door een te grote oogst. Dan is er namelijk geen energie meer over om bloemknoppen voor het volgende seizoen aan te maken. Vooral pruimenbomen zijn beurtjaargevoelig, maar ook sommige appel-, en perenrassen kunnen er last van hebben.
Een beurtjaar is te voorkomen door een goede vruchtdunning toe te passen. Dit doen professionals al tijdens de snoei en de bloei (dan wordt het krenten genoemd), maar meestal gebeurt dit met de vruchtjes. Echter wacht men hiervoor liever tot na de natuurlijke vruchtdunning in juni, dan laten fruitbomen zelf hun vruchtjes los, dit wordt junirui genoemd.
Om fruit thuis na te laten rijpen, omdat het bijvoorbeeld te vroeg geplukt is vanwege vakantie en/of om de wespen voor te zijn het volgende advies:
Er zijn vele verschillende soorten bijen: groot of klein, dik of dun, wollig of bijna kaal, kleurrijk of juist niet. Hommels zijn bijvoorbeeld dikke, grote bijen met een wollige, kleurrijke beharing. Maar de bekendste bij is natuurlijk de honingbij, die in bijenkasten door imkers gehouden wordt.
Wanneer bijen niet door de mens verzorgd wordt, worden ze beschouwd als wilde bijen. Een honingbij valt in Nederland dus niet onder de wilde bijen, maar in Afrika bijvoorbeeld komen ze wel in het wild voor. In Nederland leven meer dan 360 wilde bijensoorten! Ook de hommels horen erbij.
En zonder bij geen voedsel en dus ook geen fruit.
Bijen zijn belangrijk voor de bestuiving van fruitbomen. In het voorjaar zitten fruitbomen vol met bloesem, die bestoven moet worden. Na de bestuiving ontwikkelt bloesem zich pas tot vruchten. Een fruitboom kan zichzelf niet of nauwelijks bevruchten, daarvoor is stuifmeel nodig van bloemen van andere bomen. Dit wordt kruisbestuiving genoemd. Zelfbestuivende fruitbomen hebben genoeg aan eigen stuifmeel vmaar ook zij hebben een hogere opbrengst door kruisbestuiving (zie ook bestuiving). Bijen kunnen deze kruisbestuiving goed op gang helpen, doordat ze veel verschillende bloemen bezoeken om nectar te verzamelen. De zoemende vrienden nemen daarbij het stuifmeel van planten en bloemen mee naar de volgende bloemen, en zorgen daarmee voor voldoende bestuiving, en dus voor fruit voor ons.
Helaas gaan de aantallen bijen de laatste jaren sterk achteruit. Dit komt o.a. door intensieve landbouwmethoden, bestrijdingsmiddelen, verstedelijking en monoton groenbeheer. Om de bijen te helpen zijn kunnen we drie dingen doen, namelijk zorgen voor voedsel, veiligheid en onderdak.
Tenslotte zijn er op dit moment ook bijen-tellingen en onderzoeken naar bijen. Door hieraan mee te doen helpen we de bijen ook.
Boomspiegel
De boomspiegel oftewel boomkrans is het stuk grond rondom de stam onder de kroon van de boom. Hoe groter een boom hoe groter de boomspiegel. Onder de boomspiegel liggen de wortels van de boom. Een boomspiegel kan onbegroeid of begroeid zijn met sierplanten. In de fruitteelt wordt de boomspiegel meestal onbegroeid gelaten, omdat er anders te veel concurrentie voor water en voedsel kan optreden tussen de boom en de planten in de boomspiegel. In de permacultuur worden boomspiegels beplant met planten uit de fruitboomgilde: plantencombinaties die het gras onderdrukken en de boom helpen bij het groeien, gezond blijven en vrucht geven. Meer over de fruitboomgilde is hier te lezen.
... is een verbinding van koolstof en zuurstof, met als brutoformule CO2. Het is een kleur- en geurloos gas dat van nature in de aardatmosfeer voorkomt en flink in concentratie toeneemt. Dit wordt veroorzaakt door menselijk handelen – voornamelijk door verbranding van fossiele brandstoffen en het ontbossen van het regenwoud – met klimaatverandering als gevolg: de opwarming van de aarde of het zogenaamde broeikaseffect.
In kassen is dit effect gewild: Er wordt koolzuurgas als een soort bemesting van de planten gebruikt: bij aanwezigheid van meer koolstofdioxide groeien veel planten wat sneller.
Planten gebruiken koolstofdioxide bij hun fotosynthese. Zij nemen zonlicht, water (H2O) en koolstofdioxide (CO2) op, zetten het om in glucose, terwijl zuurstof (O2) afgegeven wordt. De glucose wordt gebruikt als energiebron of omgezet in andere organische stoffen zoals cellulose en eiwitten, ten behoeve van groei en voortplanting.
Mens en dier ademen de door planten afgegeven zuurstof juist in en koolstofdioxide uit. Deze wisselwerking tussen planten en mensen/dieren vormt de kern van de koolstofkringloop. En het is belangrijk voor onze leefomgeving om dit in balans te houden. Initiatieven voor meer groen en zoals tegelwippen, meerbomen.nu, de consumptie van locale en saisonale producten uit bijvoorbeeld zelfoogsttuinen zoals bij de Beemstergaard, het behoud door verplanten van oude (fruit)bomen door Douwe Dokter zijn hier maar enkele voorbeelden van uit Nederland. Ik vul deze graag aan.
Een bekend Chinees spreekwoord luidt: “Het beste moment om een boom te planten was 20 jaar geleden. Het op één na beste moment is nu.”
Enten van fruitbomen
Het enten van fruitbomen is een oeroude tak van sport. Wist u dat al bij de oude Egyptenaren fruitbomen geënt werden? Maar waarom eigenlijk en hoe?
Laten we ermee beginnen dat de huidige fruitbomen, inclusief de oude rassen, allemaal gecultiveerd zijn. Appels, peren en ook kersen en pruimen zijn allemaal sterk veredelde fruitsoorten. Ooit gezaaid uit wilde voorouders (zaailingen), die alles behalve lekker waren. Hard, zuur en klein. En zo is men begonnen om betere vruchten te selecteren en te kruisen oftwel te veredelen.
Er was alleen een probleem: De vele male gekruiste en eindelijk lekkere soorten zoals de goudreinet appel of de winterjan peer hadden lekker fruit maar geen goed wortelstelsel. En zo is men ook met het ontwikkelen van wortelstelsels begonnen. De zogenaamde onderstammen.
Ook dit is een tak apart: Er bestaan onderstammen specifiek voor appels, peren, kersen en pruimen. Allemaal hebben zij goede wortels maar verder verschillende eigenschappen: de onderstam bepaald de grootte en dus ook de vorm van de fruitboom. Zwak groeiende onderstammen zijn geschikt voor kleinere bomen, laagstammen en leifruitbomen. Sterk groeiende onderstammen zijn voor grotere fruitbomen en hoogstammen geschikt. Meer over onderstammen en hun specifica zie hier.
Nu moeten de onderstammen en de takken met lekkere vruchten nog samen groeien. En dit noemen we enten.
HOE precies gaat dit in zijn werk?
Om te enten is maar een eenjarige scheut van hetzelfde ras nodig (dus ook van oude en zeldzame fruitrassen) en een passende onderstam, waar deze eenjarige tak opgezet wordt. Hiervoor wordt met een scherp entmes meestal een schuine snee gemaakt in onderstam en tak, zodat de snijvlakken precies op elkaar passen, maar er zijn ook andere ent-technieken mogelijk. Dan wordt een tape om de entplek gedraaid om de wond luchtdicht af te sluiten. Het doel is dat stam en tak goed met elkaar vergroeien.
Dit gaat niet altijd goed. Daarom is er soms is ook nog een tussenstam nodig; deze vergroeid goed met de onderstam en met de ent, terwijl de ent zonder tussenstam afgestoten wordt. De vergroeiing is later bij oudere fruitbomen goed te herkennen aan een soort knobbel, de entknobel.
Er kunnen trouwens ook meerdere takken, dus rassen op een onderstam geënt worden. Dit wordt een familieboom genoemd, met aan iedere tak een andere ras.
WAAROM enten we tegenwoordig?
Fruit
Onder de definitie van fruit vallen eetbare vruchten. Er wordt onderscheid gemaakt tussen verschillende types fruit zoals, pit-, steen-, schaal-, kleinfruit en schijnvruchten.
De meeste noten zijn schaalfruit, boomvruchten met een harde schaal eromheen. Hierbij horen amandelen, hazelnoten, macadamianoten, paranoten, pecannoten en pistachenoten.
Vruchtgroenten zijn GEEN fruit maar groeten. Zij heten vruchtgroenten omdat, in tegenstelling tot de meeste andere groenten, de vruchten worden gegeten en niet de plant zelf. De bekendste vruchtgroenten zijn tomaten, aubergines, courgetten, komkommers, paprika's en pompoenen en avocado.
In de Nederlandse tuinen waar ik fruitbomen snoei kom ik de volgende fruitsoorten tegen: appels, peren, pruimen, kersen, vijgen, druiven en ander kleinfruit walnoten, hazelaars maar ook steeds vaker kweepeer, mispel, abrikoos, perzik, kiwi, moerbei, kriek, kaki, nashipeer en amandelen.
Fruitbomen zijn loofbomen die eetbare vruchten geven. De gangbaarste inheemse fruitbomen zijn o.a. appel, peer, pruim en kers. Maar ook amandel, abrikoos, kaki, perzik, mispel, moerbei, vijg zijn steeds vaker in Nederland te vinden.
Fruitbomen hebben verschillende vormen, maar zijn opgebouwd naar een bepaald principe: De takken die van de stam afgaan worden gesteltakken genoemd. De onderste gesteltakken worden broek van de boom genoemd. Idealiter bestaat de broek (afhankelijk van de grootte van de boom) uit 4 of 5 takken. De gesteltakken in de lagen boven de broek zijn vaak iets korter en verzet, zodat alle takken goed belicht zijn. Uitzondering hiervan is de leifruitboom, die in zijn jongen jaren in een bepaalde vorm geleidt wordt, zodat hij tegen een muur of erfgrens kan staan. Deze is dus plat en heeft maar 2 gesteltakken per laag.
De hoogste punt van de boom in verlenging van de stam noemt men de kop van de boom.
Bij hard groeiende fruitbomen bijvoorbeeld bij kersenbomen, is de kop van de boom vaak weggesnoeid om de groei te remmen (zie groei van een fruitboom).
Alle twijgen die van de gesteltakken afgaan zijn de zijtakken en vormen vaak het vruchthout, het hout waar de vruchten aan groeien. Bij grote fruitbomen (meestal hoogstammen) kunnen de zijtakken ook nog tot het gestel horen en groeit dan pas het vruchthout. Bij kleine fruitbomen (genoemd spillen) groeit het vruchthout direct aan de stam.
Hoe jonger het vruchthout hoe groter, zoeter en lekkerder het fruit. Daarom wordt bij het snoeien ervoor gezorgd dat het vruchthout om de 3-5 jaar vervangen wordt door nieuwe scheuten. Zo wordt de fruitboom verjongd.
Fruitboomgilde is een begrip uit de permacultuur. Kort omschreven vormen planten met bepaalde eigenschappen een fruitboomgilde, mits zij in de omgeving van fruitbomen groeien en een positieve bijdrage leveren aan de gezondheid van fruitbomen. Fruitbomen hebben bestuivers, luchtige grond en voeding nodig om te gedijen. Planten die bij de fruitboomgilde horen, hebben minimaal een van de volgende vier nuttige eigenschappen:
1) Stikstofbinders
Het belangrijkste voedingselement voor fruitbomen is stikstof. Dat wordt door planten uit de lucht gehaald. De stikstofbindende planten slaan vervolgens stikstof in hun wortelknobbels op. Staan zij in de buurt van fruitbomen kunnen de wortels van de fruitbomen de stikstof weer opnemen als voeding.
Voorbeelden: allerlei soorten bonen, erwten en andere peulvruchten, alfalfa, klaver, lathyrus, lupine, fenegriek.
2) Bodemverzorgers
Bodemverzorgers wortelen heel diep en/of breed en transporteren zo voeding naar voedingsarme grond. Is de grond weer voedzaam (of wordt er voeding toegevoegd) verdwijnen zij weer vanzelf.
Voorbeelden: smeerwortel, paardenbloem, venkel, knoflook, brave hendrik, brandnetel, mosterd, bieslook, citroenmelisse, aardbeien, valeriaan.
3) Planten voor bestuivers
Deze planten lokken bestuivers naar de fruitbomen, dus de bijen, hommels, zweefvliegen, vlinders ed. Want zonder bestuivers geen fruit.
Voorbeelden: kamille, klaver, smeerwortel, tijm, munt, bieslook, zonnehoed, paardenbloemen, citroenmelisse, lupine en nog veel meer
4) Compostplanten
Compostplanten hebben als eigenschap dat zij veel lof produceren, dat weer voor veel organisch materiaal voor compost zorgt. En compost is voeding en houdt de grond luchtig.
Voorbeelden: smeerwortel, aardperen, aardappelen, rabarber, brandnetel, oost-indische kers, artisjokken
Nu zijn sommige planten meer of minder geschikt om direct onder de fruitbomen te planten. Een gazon met klaver, die stikstof toevoegt aan de bodem kan ik mij heel goed voorstellen in de praktijk. Ook de laaggroeiende aardbeien, kruiden of oostindisch kers zouden direct onder fruitbomen geplant kunnen worden. De bestuivers naar de fruitbomen lokken kan prima middels een mooie border in de buurt bereikt worden. Compostplanten zie ik meer in mijn groentetuin dan onder de fruitbomen, zij zijn vaak heel groot en hoog, maar dan zou ik ze gecomposteerd weer onder de fruitbomen kunnen verspreiden. Brandnetels onder de fruitbomen zou ik meer als signaal zien om te gaan bemesten. En paardenbloemen in het gazon heb ik sowieso, die mogen blijven.
Een voedselbos is ook volgens dit principe opgebouwd met het doel dat de natuur het allemaal zelf regelt en de mens weinig ingrijpt. In uw eigen tuin mag u natuurlijk zelf bepalen in hoeverre u de natuur totaal haar gang laat gaan of toch zelf een handje meehelpt. Met deze informatie over de planten van de fruitboomgilde en hun nuttige eigenschappen is dat helemaal niet zo ingewikkeld.
Fruitteelt
Fruitteelt is de tak van de tuinbouw die zich bezig houdt met het telen van fruit.
n Nederland kwam de fruitteelt sterk tot ontwikkeling vanaf ongeveer 1875. In het begin nog met hoogstammen een als bijzaak, met boomgaarden naast boederijen. Later werd de fruitteelt een tak apart en steeds professioneler. De oppervlakte van hoogstamboomgaarden met appels, peren en kersen werd aanmerkelijk uitgebreid. Naast de boerderijen was onvoldoende ruimte en zo plantte men fruitbomen op zogenaamde fruithoven op buitenplaatsen.
De aanvankelijk enkel hoogstamboomgaarden waren bomen op zaailing onderstammen met een onderbegroeiing van gras, dat door vee werd afgegraasd. De boomgaarden werden hoofdzakelijk op kleigrond aangelegd.
In de eerste jaren van de twintigste eeuw werd de fruitteelt verbeterd met behulp van de kennis en ervaring die opgedaan was in kasteeltuinen en in het buitenland. Er werden betere rassen aangeplant, de afzet ging via fruitveilingen verlopen en kwam er een verbeterde verpakking. De aanvoer vond plaats in manden.
Na verloop van tijd maakten hoogstammen plaats voor halfstambomen en struiken. Hieruit ontwikkelde zich de fruitteelt met het blijver-wijker-systeem, waarbij aanvankelijk dicht werd geplant en op latere leeftijd de wijkers werden gerooid om weer ruimte te maken voor jonge bomen en zo de opbrengst per hectare te optimaliseren en de boomgaard te verjongen.
In de moderne fruitteelt worden zwak groeiende bomen die op een zwak groeiende onderstam staan ("spillen") dicht op elkaar in rijen geplant. Doordat spillen weinig omvang hebben, is er ook weinig blad, dus moet men minder spuiten met bestrijdingsmiddelen. Ook de pluk en snoei is relatief eenvoudig. Bijkomend bedrijfseconomisch voordeel is de verhouding in opbrengst per hectare en de te betalen pachtprijs/koopprijs per hectare.
De twee Nederlandse fruitteelt-streken bij uitstek, de Betuwe en Zuid-Limburg, zijn vanouds in toeristisch opzicht bekend vanwege de fraaie aanblik die de vele bloeiende fruitboomgaarden en -plantages er in bepaalde weken van het voorjaar bieden. Naast deze twee fruitteeltstreken is ook Zuird-Beveland voor de fruitteelt van belang. Vroeger vond men veel druiventeelt in het Westland.
Groei van fruitbomen
Hoe fruitboom groeien hangt af van meerdere factoren. Hierbij speelt het klimaat in het algemeen en in de tuin specifiek, weerstomstandigheden, maar ook de grond waar de boom wortelt de belangrijkste rol. Verder zijn de leefttijd van de boom en het hout, maar ook de vitaliteit van de fruitboom van belang.
Het groeiprincipe van een fruitboom komt neer op de regels van Vöchting:
Hoe hoger, hoe steiler en hoe dikker en tak, hoe harder hij groeit of teruggroeit als men snoeit.
1) De groei van een fruitboom zit in takken die omhoog groeien. Omlaag hangende takken verliezen op termijn hun vitaliteit. Het fruit zit aan takken die minder steil groeien. Hoe meer fruit eraan hangt, hoe meer een tak gaat buigen. In de buiging ontstaat een nieuwe scheut die het gaat overnemen van de hangende tak (=het afgedragen vruchthout).
2) Hoe hoger een tak in de boom zit hoe harder hij groeit. Daarom zien wij de langste scheuten vaak bovenin de boom. Als een boom hard groeit nemen dus ook de bovenste takken het over van de takken eronder, die steeds minder goed belicht worden en uiteindelijk afsterven. Verwilderde fruitbomen zijn om die reden vaak de hoogte in gegroeid en hebben veel dood hout in de onderste lagen. Dit toont aan waarom het snoeien en onderhouden van fruitbomen zo belangrijk is.
3) Als men door dikke takken zaagt is een groeireactie te verwachten. Door regelmatig te snoeien wordt dit beperkt. Mijn advies is om dikkere (en evt zieke oudere) takken glad bij splitsingen af te zagen en verder alleen eenjarige scheuten (zonder bloemknop) net boven de ring (overgang naar tweejarige tak) te weg te knippen.
Maar voordat erop los gesnoeid wordt nog een belangrijk weetje:
De wortels zijn net zo groot als de kroon. Wordt veel gesnoeid zijn er naar verhouding teveel wortels, die teveel voeding leveren met het gevolg dat de fruitboom nog harder gaat groeien. Vandaar dat men vaak hoort: Snoeien doet Groeien. Wat bij een fruitboom helaas vaak betekend dat hij uit balans raakt, veel bladscheuten aanmaakt en geen bloemknoppen meer voor fruit. Moet er dus veel gesnoeid worden, moet dit in meerdere jaren of houdt dit wortelsnoei of stam inzagen als corrigerende maatregel in (dit onderbreekt de sapstroom en is dus groei remmend) . Idealiter wordt een fruitboom dus ieder jaar weinig gesnoeid.
oftewel gomming of gomziekte is eigenlijk geen ziekte maar een natuurlijke reactie van fruitbomen (meestal steenvruchten) op beschadigingen of infecties. Gomziekte kan ook ontstaan door overbemesting, te zure bodem oftewel een tekort aan kalk, onjuiste snoei, na vorstschade, een slechte bodemstructuur en/of te natte grond.
Er komt kleverige hars uit de takken. De vruchten krijgen harde, bruine plekken en kunnen gaan lekken. Door gomming probeert de fruitboom wonden te helen en bacterieën te bestrijden. Wanneer geregeld gomdruppels ontstaan is dit minder gunstig voor de boom: Gomming kan er voor zorgen dat sapvaten verstopt raken waardoor het vervoer van water en voedingstoffen belemmert wordt met het gevolg dat takken geringd worden en afsterven. Tevens kunnen ook de bladeren geïnfecteerd raken. Dit uit zich eerst in kleine gele vlekjes op het blad die later gaatjes worden.
Het bestrijden of het beperken van de aantasting kan door het verwijderen van aangetaste takken. Snoei sterk gommende takken tot 10 cm onder de gomplek weg. Uiteraard helpt preventief ook correcte snoei, de juiste grondsamenstelling (kalkhoudend) en een goede bodemstructuur.
Met de voedselbossen in opkomst worden ook notenbomen belangrijker, zo ook de Hazelaar. De Hazelaar (Corylus avellana) of Hazelnoot behoort tot de berkenfamilie (Betulaceae) en is in West-Europa inheems, er zijn ook soorten oorspronkelijk uit het Middellandse Zeegebied, maar deze doen het ook in Nederland. er zijn verschillende soorten hazelaren: de wilde hazelaar, de gewone hazelaar, hazelaren in struik- of boomvorm, met groene of rode bladeren, met gekronkelde of gladde takken, met grote of kleine noten. En er bestaan ook sierhazelaren zonder noten. Kenmerkend voor hazelaren is dat zij naaktbloeiers zijn. Dit betekend dat de hazelaar bloeit als hij nog geen bladeren heeft. Hij bloeit vroeg in februari in vorm van mooie katjes en heeft mannelijke en vrouwelijke katjes die door de wind worden bestoven. Op zich is een struik dus voldoende, toch zal de productie groter zijn door meer struiken bij elkaar te planten. De hazelnoten zijn in het najaar rijp.
De hazelaar is groeit goed in de zon of halfschaduw en kan op bijna iedere grondsoort worden aangeplant. Hij houdt van luchtige en vochtdoorlatende grond, zodat de wortels niet gaan rotten, dus niet te nat maar ook niet te droog. In de eerste jaren na aanplant is het belangrijk om goed water te blijven geven. Ook verder heeft een Hazelaar relatief weinig onderhoud nodig. In het voorjaar bemesten met humusrijke mest om de groei erin te houden en eens in de 2/3 jaar kalk om de grond niet te laten verzuren.
Hazelaren kunnen goed tegen snoei. Dit doe je vlak voor of na de bloei (in februari/maart) of in de zomer (juni). Je snoeit een hazelaar om hem in grootte te beperken en productief te houden. De meeste hazelnoten groeien namelijk aan takken van 2-4 jaar oud. Je begint met het verwijderen van dood en ziek hout en haalt ook takken die te dicht bij de grond hangen weg.
Bij een hazelnotenstruik snoei je dus dikkere, oude takken helemaal bij de grond af om ervoor te zorgen dat jonge takken de ruimte krijgen om weer vanuit de grond te gaan groeien. Je probeert 6-8 productieve en gezonde takken over te houden, plus enkele jonge takken, die die productie de jaren erop gaan overnemen. Let erop dat de takken mooi verdeeld zijn, zij staan allemaal iets schuin naar buiten en niet te laag bij de grond zodat overal goed licht en lucht bij komt. Bij een hazelnotenboom hou je het gestel van de boom intact en verjong je de boom door zijtakken die ouder zijn dan 5 jaar eruit te snoeien om weer ruimte te maken voor nieuw hout.
Het verschil tussen hoog-, half- en laagstam en struik is simpelweg de hoogte van de stam:
Verder is er ook een verschil in groeikracht:
Een ander verschil is de boomvorm:
Inheems
Inheemse planten en dieren komen zonder toedoen van de mens in een bepaald gebied voor. Wilde planten en dieren, in tegenstelling tot uitheems of exoten, de door de mens ingevoerde dieren en planten. Het probleem is vaak dat exoten geen natuurlijke vijanden hebben en daarom inheemse soorten verdringen, dit wordt ook invasief genoemd. Om de biodiversiteit te behouden is het dus belangrijk om bewust voor inheemse soorten te kiezen. Deze zijn niet alleen belangrijk als waardplant voor voedsel voor sommige veelal bedreigde insectensoorten, die niets anders lusten, maar ook als drachtplant, om de eitjes erop te leggen en vervolgens de rupsen van voer te voorzien.
Voorbeelden van exoten die de fruitteelt raken: De groene halsbandparkieten, ooit vrij gelaten in Nederland, sindsdien een grote plaag voor fruitboombezitters en verdringers van de inheemse kleinere vogeltjes, zoals de mezen en mussen. Minder bekend: Ook het agressievere asiatische lieveheersbeestje verdringt de inheemse soort, rood is met zwarte stippen. De larven van de uitheemse soort zijn net als de inheemse soort gewoon op internet te koop en veel mensen zijn zich niet bewust van de gevolgen als zij de asiatische soort kopen en als luizenbestrijder in hun fruittuin uitzetten. Zij eten uiteraard ook allemaal luizen op, dus de fruitboom zal blij zijn, maar dit is niet goed voor de biodiversiteit.
Vanaf welke periode valt een plant of dier onder de definitie inheems? Strikt genomen is dat het geval als de plant of dier (of voorouder ervan) na de laatste ijstijd in een bepaald gebied te vinden was. Echter in de prehistorie (na de laatste ijstijd) hebben de eerste landbouwers zonder twijfel vruchtdragende bomen en struiken bevoordeeld en deze in hun opmars naar het noorden geholpen. Of deze soorten onze streken ook van nature zouden bereikt hebben zonder de hulp van de mens valt nu nog onmogelijk na te gaan. Voorbeelden zijn mispel, tamme kastanje en andere soorten met eetbare vruchten. Er zijn ook soorten die voor 1500 met de hulp van de mens tot in onze streken zijn geraakt, en zich sindsdien min of meer natuurlijk gedragen in het landschap en er zijn soorten die zich na 1500 in onze streken hebben gevestigd door toedoen van de mens, zoals bijvoorbeeld de Amerikaanse vogelkers.
Mijn pleidooi is daarom: kies zoveel mogelijk inheemse planten om de biodiversiteit te steunen. Gun je mogelijk ook enkele mooie uitheemse soorten, maar kies bewust voor onbespoten, biologische planten en zaden.
Meer informatie over inheemse soorten en plantenlijsten in Nederland is op de website van IVN te vinden.
De naam insect is afgeleid van het Latijnse woord insectum en slaat op het hoofdkenmerk van de groep, namelijk het in drieën gedeelde lichaam (kop, borststuk en achterlijf) dat omgeven is door een hard exoskelet. Veel insecten ondergaan tijdens hun ontwikkeling drastische veranderingen, een zogenaamde metamorphose van nimf of larf en pop tot volwassen insect (zie ook lieveheersbeestje). Met meer dan een miljoen beschreven soorten vormen de insecten verreweg de grootste klasse binnen het dierenrijk.
Insecten spelen een directe rol in het leven van de mens.
De wereld van insecten bestaat grotendeels uit geurstoffen, feromonen genaamd, die een zeer grote efficiëntie hebben. Een zeer kleine hoeveelheid wordt al opgemerkt, soms op verscheidene kilometers afstand, en vaak blijft de geur gedurende lange tijd intact. In de professionele fruitteelt worden daarom doelgericht feromoonvallen ingezet bijvoorbeeld tegen de allerlei fruitmotten. In een feromoonval wordt een specifiek feromoon geplaatst dat de geur van een vrouwelijke mot verspreidt. De mannetjes worden hierdoor aangetrokken en in de val gelokt. De gevangen mannetjes kunnen op deze manier geen vrouwtjes meer bevruchten. Minder bevruchting leidt tot minder eileg en dus minder schadelijke rupsen.
Door menselijke activiteiten (zoals verstedelijking, monocultuur, gebruik van pesticide) is de biodiversiteit van insecten in diverse delen van de wereld ernstig aangetast, denk bijvoorbeeld aan de verontrustende bijensterfte (zie ook bijen).
Een manier om dit tegen te werken is het plaatsen van insectenhotels om te zorgen voor een veilig onderdak voor de nuttige beestjes.
De ideale locatie voor een insectenhotel is een zonnige en vooral windvrije locatie. Hang dan ook de voorkant / plaats de openingen van het insectenhotel naar het zuiden. Dan kan het ook niet inregenen. Een insectenhotel wordt meestal op ooghoogte geplaatst, zodat je de insecten kunt observeren.
In juni verliezen fruitbomen een deel van hun vruchtbeginselen. Dit wordt junirui genoemd en geen reden tot paniek. maar een natuurlijk proces om "zwakke" vruchtjes te laten vallen. Zo wordt voorkomen dat onnodig energie in een vrucht gestopt wordt die niet voor nageslacht kan zorgen. Ook houdt de boom zich hiermee in balans – want teveel vruchten in een jaar put een fruitboom uit en kan hem uit balans brengen met het gevolg van beurtjaren of scheutgroei (zie ook groei van een fruitboom).
Pas na de junirui worden fruitbomen nog een keer nalopen en manuele vruchtdunning toegepast. Vruchtjes die niet helemaal meer goed zijn, misvormd, op een donkere plek weggestopt of te dicht op elkaar zitten worden dan manueel verwijderd. Zo wordt de kans vergroot dat vruchten die aan de boom blijven hangen beter zullen groeien en rijpen en dit ieder jaar weer.
Zou manuele vruchtdunning voor de junirui gebeuren zal de fruitboom denken dat er iets mis is en nog meer vruchtjes laten vallen. Dus altijd wachten voor de natuurlijke selectie heeft plaatsgevonden.
Kalken hoor je meestal in verband met het gazon. Maar ook andere planten en fruitbomen hebben er veel baat bij.
Door invloed van weer en wind heeft iedere bodem namelijk de neiging te verzuren. Door ieder jaar kalk aan de grond toe te voegen, wordt deze natuurlijke verzuring gecompenseerd. De ideale pH-waarde van grond ligt tussen 6,5 en 7,5. Dan is de verhouding tussen zuren en basen in de bodem in evenwicht en voelen de meeste tuinplanten en bodemorganismen zich goed. Een uitzondering hierop: zuurminnende planten zoals bijv. heide, rhodondendrons of blauwe bessen.
Er bestaan bodemtests, veelal ook gratis verkrijgbaar bij tuincentra om de pH-waarde in uw tuin te meten en zo de hoeveelheid benodigde kalk te kunnen bepalen. Veengrond is van nature al zuur en hier is de toegift van kalk dus nog belangrijker voor de fruitbomen.
Wilde bloemen zijn de beste indicatoren voor de bodem; groeien er akkerviooltjes, kleine en ruige klaprozen , weegbree, zuring , klaverzuring, echte kamille, spurrie, harig knopkruid of reigersbek dan is de grond te zuur.
Kalktoegifte neutraliseert het zuur in de bodem en verbetert in de regel ook de bodemstructuur. Kalk voorziet planten en dus ook fruitbomen van twee zeer belangrijke bestanddelen: calcium (kalk, Ca) en magnesium in de vorm van magnesiumoxide (MgO) . Dit helpt om andere voedingsstoffen uit de grond makkelijker op te kunnen nemen.
Er bestaan diverse geschikte kalksoorten. De meeste daarvan hebben de eigenschap dat ze reageren met stikstof dat in veel meststoffen zit. Daarom mogen ze niet samen met meststoffen worden gegeven. Kalk en stikstof werken zo op elkaar in dat er ammoniak (een voor planten giftige stof) vrijkomt en dat is niet goed. Wacht daarom zeker drie weken met het strooien van meststoffen nadat u kalk heeft gestrooid. In die periode is de kalk dan al wel voor het grootste deel door de bodem opgenomen en kan het geen kwaad meer. Aangezien in het groeiseizoen van maart t/m september bemest wordt is het kalken tussen november en februari mogelijk. Ook in houtas, (biologische) bananenschil en eischillen zit kalk/magnesium.
Kersenbomen: Zoete en zure kers, snaps en Schwarzwaelderkirschtorte
Kersenbomen horen tot de steenvruchten (prunus) en zijn hard groeiende fruitbomen. Om zij toch in hoogte beperkt te houden in groei wordt bij hoogstammen de top van de boom vaak eruit gehaald. Echter in mijn heimat, het Zwarte Woud, staan enorme hoogstam kersen met top. Deze zijn niet voor consumptie bedoeld maar voor het maken van snaps, dus hoe meer kersen hoe beter. Om te oogsten worden de bomen machinaal geschut en de kersen op een groot doek onder de kroon verzameld, dus de hoogte is geen probleem. In de lente bloeien zij prachtig!
Naast hoogstammen bestaan ook halfstam en laagstam kersen, maar in vergelijking met andere fruitsoorten zijn zij toch vorser en is men voor de professionele fruitteelt nog steeds bezig met het uitvinden van een geschiktere onderstam om de groei van de geënte fruitboom te minimeren (zie ook onderstam en enten).
Kersenbomen bloeien in april/mei met mooie dichte witte bloesem en in juni/juli zijn de vruchten al rijp. De kers is een kleine, bolvormige vrucht die meestal een pit bevat, meestal geel-rood tot donkerrood-zwart gekleurd . De kriek is een variant, de zure kers, onmisbaar voor de Schwarzwaelder Kirschtorte maar in Nederland amper verspreid. Ook bestaan er witte kersen de witbuik. Verder vallen sierkersen onder kersenbomen, zij hebben geweldige witte, roze tot donkerrode bloesem, maar brengen geen vruchten voort.
Als u een kersenboom wilt planten zijn de aan het Nederlands klimaat aangepaste gangbare soorten Bigarreau Burlat, Varikse Zwarte, Kordia, Karina, Regina en Merchant.
Aangezien de kersenteelt te kampen heeft met halsbandparkieten en de kersenvlieg (zie hieronder) zou mijn advies zijn om voor een laagstam of halfstamkers te kiezen, die na de bloei met een fijnmazig insectennet beschermt kunnen worden om deze plaaggeesten te weren en zelf van de kers te kunnen smullen.
Kersenvlieg
De kersenvlieg (Rhagoletis cerasi) is een groot probleem in de kersenteelt. Het is een boorvlieg (Tephritidae) die haar eitjes in de kers boort met met gevolg dat er maden in de kersen zitten. Je kan redeneren, dat eiwitten gezond zijn, van het eten van de aangetaste kersen word je niet ziek, maar ze zien ze er aan de binnenkant niet bepaald smakelijk uit. Aan de buitenkant, in de schil, is een “prikgaatje” te zien.
De kersenvlieg wordt 3,5 tot 5 millimeter lang. De vleugels hebben een opvallende zwarte tekening, bestaande uit drie dikke dwarslijnen waarvan de buitenste doorloopt langs de vleugelrand. Op het borststuk bevindt zich een opvallende oranjegele vlek. Zij vliegt van juni tot augustus. Het vrouwtje legt vijftig tot tachtig eitjes een voor een in bijna rijpe vruchten. Na vijf tot twaalf dagen sluipt de made uit en eet van het vruchtvlees. Na dertig dagen is de made volgroeid en verpopt in de grond. De pop overwintert, soms twee of drie keer.
Bestrijding van de kersenvlieg is mogelijk door het ophangen van gele plakkerige lokstroken. De vliegen worden aangetrokken door de kleur en blijven vastzitten. Omdat de cocons van de verpopte larven zich vlak onder de grond bevinden, worden ze makkelijk en graag opgepeuzeld door kippen . Verder zijn feromoonvallen (zie ook feromoon) tegen kersenvliegen te koop. Bij kleinere bomen de kan een fijnmazig insectennet ervoor zorgen dat de vlieg niet bij de kers komt.
Kersenweek
De weken waarin de kersen plukrijp zijn worden kersenweek genoemd. Men spreekt van 8 kersenweken. Normaaliter begint de 1ste kersenweek op 1 juni, bij
de pluk van de eerste rijpe soort. Soms heeft een kersenweek maar 4 dagen, soms duurt zij 14 dagen, dit is afhankelijk van de temperatuur. In een goed en warm voorjaar volgen de rijpe soorten elkaar sneller op met als gevolg dat de kersenweken korter duren.
Kersen die tussen de eerste en derde kersenweek rijpen zijn vroegrijpend. Middeltijds-rijpende kersen worden in de 4de tot 6de kersenweek rijp. De laatrijpende soorten rijpen in de 7de of 8ste kersenweek.
De kluit of wortelkluit is het wortelstelsel van de plant. De kwaliteit, grootte en voorbereiding van de kluit is bepalend voor het succesvol planten, verplanten, overleven en herstellen van een plant op een nieuwe plek. Ook voor het verplanten van oude fruitbomen is extreem veel expertise nodig. Plus zwaar gereedschap en machines. Het begint met het rooien. Een speciale rooimachine, die de bomen uit de grond "lepelt", een kraan die de bomen optilt en op een rond net uit ijzerdraad zet, dat bedekt is met jutezakken, vervolgens mankracht die de ijzeren netten strak trekken met behulp van draaiende boormachines, zodat de kluit compact blijft. Raakt in dit proces de aarde los van de wortels is de boom niet meer te redden. Het rooien en opkluiten gebeurt in de winter, als de bomen met rust zijn, in de zomer zouden zij het ook niet overleven.
Aangezien de wortels uit de kluit de fruitboom moeten blijven voeden als hij weer in de grond gezet wordt is ook het snoeien van deze bomen extreem belangrijk, om de boom te laten overleven. Hij moet het met minder wortels gaan doen, is wortelgesnoeid, dus moet ook de kroon flink teruggesnoeid worden, zodat de boom zich kan focussen op het wortelen op zijn nieuwe plek. Vervolgens gaat hij weer nieuw vruchthout aanmaken en de lekkerste peren en appels produceren.. Bij verwilderde bomen is dit ook vaak de kans om zij weer helemaal mooi terug in model te krijgen. En dit allemaal maakt de samenwerking met Douwe Dokter voor mij ook zo mooi. De door hem gerooide en verplante bomen snoei ik soms voor of vlak na het rooien en vervolgens weer op hun nieuwe plek in particuliere tuinen. Prachtig!
...zijn zo gezellige beesten, ze zijn ook heel tam te maken, tot knuffelkippen. En zij leggen eieren in alle kleuren.
Onlangs zijn hobbykippen helaas negatief onder de aandacht gebracht in verband met PFAS, een schadelijke stof voor het menslijke lichaam en zeker voor kinderen, want in te grote hoeveelheid opgenomen kan PFAS accumuleert tot kanker leiden. Wij hebben onze eieren en onze grond laten testen, de uitkomst was gek. De eieren hadden een hoger PFAS gehalte, de grond was vrij schoon... en nu blijkt dat het door de regenwormen komt, die de kippen opeten...en die zijn er niet in legbatterijen...maar is dat leuk voor de kip?
En wat heeft dit met fruitbomen te maken?
Kippen zijn nuttige natuurlijke vijanden van veel plaaginsecten voor fruitbomen. Zij scharrelen graag onder de fruitbomen en vreten veel schadelijke insecten op voordat ze de fruitboom binnen komen bijvoorbeeld de larven van kersenvlieg, die onder de boom in de grond overwinteren. Ook houden zij de boomspiegel schoon, peuzelen het gevallen fruit op en houden het gras laag.
Kippenmest in de juiste hoeveelheid is en goede bemesting voor fruitbomen en ook eierschillen kunnen weer teruggegeven worden aan de grond om verzuring van de grond te voorkomen (zie ook kalk).
Tenslotte: wij houden van onze kippen, dan maar minder eigen eieren en meer knuffelen!
Iedere fruitboom heeft knoppen. Als er een blad uitkomt spreek men van een bladknop, ontstaat er een bloem is het een bloemknop. Bestoven bloemknoppen worden fruit. De knop aan het einde van een nieuwe scheut (nieuw gegroeide tak, lichter van kleur) wordt eindknop genoemd.
Bij pitvruchten (appels, peren, kweeperen en mispels) spreekt men van gemengde knoppen. Dit betekend dat uit iedere knop zowel blad als bloem kan ontstaan. Meestal ontstaan er op nieuwe scheuten eerst bladknoppen die zich op twee- of driejarig hout doorontwikkelen tot bloemknoppen. Aan het einde van een nieuwe scheut kan wel meteen een bloemknop ontstaan. Tijdens het snoeien wordt bij pitvruchten onder andere gekeken naar nieuwe scheuten. Een bloemknop als eindknop mag vaak bijven staan terwijl een scheut met een bladknop weggesnoeid wordt. Bloemknoppen zijn te herkennen aan hun boligere vorm, bladknoppen zijn driehoekiger. Legt u uw vinger erop, prikt een bladknop als een naald. Het verschil tussen bloem- en bladknop wordt met name het voorjaar nadert steeds beter zichtbaar. Kenmerkend voor appels en peren zijn fruitbeurzen. dit is een verdikking met een platte kant, waar de steel aan heeft gehangen. Het is dus een meerjarige bloemknop die vaak aan de zijkant(en) ook weer bloemknoppen heeft. Maar er kunnen ook bladknoppen en/of nieuwe scheuten ontstaan.
Bij steenvruchten spreekt men van tuiltje (kers, pruim) of meiboeket (abrikoos, perzik). Dit zijn veel bloemknoppen bij elkaar op een korte meerjarige tak. Ook als spoortje of kortlot in de literatuur terug te vinden. Hoe ouder een tak hoe meer knoppen er naast elkaar komen te staan.
...kweeappel of kwee (Cydonia oblonga) is een fruitboom nauw verwant aan de appel, de peer en de lijsterbes. De vruchten lijken op grote misvormde appels of peren, zijn in Nederland minder bekend en nauwelijks verkrijgbaar in de supermarkt. Daarom is een kweepeer een bijzondere fruitboom en naar mijn mening zeker van toegeveogde waarde in een boomgaard:
Luizen
Luizen en daarmee bedoelen we bladluizen (aphidoidea) zijn plaag nummer een bij fruitbomen, misschien zelfs wel in de hele tuin, denk aan rozen, fruitstruiken of aan bonen en daarom volgt wat uitleg en een aantal handige tips.
Bladluizen zijn zacht en peervormig, meestal tussen 2 en 5 mm. Er zijn verschillende soorten bladluizen, de meest bekende is de groene bladluis, maar ze kunnen veel verschillende kleuren hebben. Zo zijn er ook zwarte, gele, oranje en rode bladluizen.
Twee soorten bladluizen kunnen behoorlijke schade toebrengen in de fruitteelt:
Hoe bladluizen herkennen?
Meestal aan het gekrulde jonge blad. Rol je het uit zitten ze aan de onderkant van het blad. De appelbloedluis lijkt op wit wollig spul op de takken
Hoe luizen liever niet bestrijden?
Het probleem met het bespuiten met spul gemaakt van grootmoeders biologisch zeep-azijn-recept en andere verkrijgbare middelen: hierdoor worden ook de natuurlijke vijanden, de nuttige beestjes gedood en het natuurlijke evenwicht in de tuin is dan zoek. Minder natuurlijke vijanden betekent op termijn namelijk gegarandeerd een nog grotere luizenplaag.
Mieren horen trouwens niet tot de natuurlijk vijanden, zij beschermen juist luizen omdat ze dol zijn op honingdauw, een nectar-achtige vloeistof die bladluizen uitscheiden. Als tegenprestatie voor die bescherming mogen de mieren de luizen "melken" en de honingdauw opeten. Toch is een lijmband tegen mieren niet aan te raden, want dan komen de nuttige beestjes ook de boom niet in.
Maar wie zijn de natuurlijke vijanden van luizen?
Dit zijn lieveheersbeestjes, sluipwespen, zweefvliegen en oorwormen en zo krijg je ze de fruitboom in:
Lieveheersbeestje
Lieveheersbeestjes (Coccinellidae) zijn kevers en zeer nuttige beestjes voor fruitboombezitters. Zij eten namelijk alle soorten bladluizen op en dat begint al in hun larven-stadium. Ook in de biotuinbouw worden lieveheersbeestjes ingezet om bladluizen op een natuurlijke manier te bestrijden . Ook adviseer ik mijn klanten met een bladluizenprobleem vaak om larven van lieveheersbeestje te kopen en in de fruitbomen uit te zetten.
Hierbij leg ik de nadruk op het kopen van inheemse soorten.
De ingevoerde Aziatische soort, het Aziatisch lieveheersbeestje (Harmonia axyridis) blijkt namelijk een invasieve soort, die in Europa helaas vaste voet heeft gekregen. Het is in tegenstelling tot de inheemse soorten een agressief roofdier. Bij gebrek aan luizen worden ook andere soorten lieveheersbeestjes, rupsen en vlindereitjes opgegeten, waardoor ze een bedreiging voor inheemse soorten zijn. Ze hebben allemaal een kenmerkend zwarte 'M'-vormige tekening op het halsschild ook al komen zij in veel verschillende kleuren en rugtekeningen voor. Ook al zullen ook zij luizen opetenm willen we deze soort dus liever niet in onze tuin.
Aangezien ik ook vaak foto's van larven of poppen van lieveheersbeestjes op de bladeren van fruitbomen ontvang met de vraag of dit kwaad kan, verwijs ik hier ook graag naar de levenscyclus van lieveheersbeestjes. Zij nemen namelijk gekke gestaltes aan en verpoppen totdat zij uiteindelijk een lieveheersbeestje zijn geworden zoals wij die kennen. Dus het kan zeker geen kwaad, in al deze stadia blijven zij luizen opeten. Dus lekker laten zitten en niet aankomen.
Hoe werkt dit dan met het kopen en uitzetten van lieveheersbeestjes?
Tenslotte nog een oproep: Bestrijdt luizen aub niet met zeepsop en dergeljike, ook al is het biologisch spul, want daarmee worden ook lieveheersbeestjes gedood en de luizenplaag op termijn alleen nog maar erger. Is de plaag heel erg, dan kunnen de luizen op de bladeren ook met een waterslang en kraanwater bespoten worden. Ook brandnetelgier houdt luizen weg van de bomen en is niet schadelijk voor de nuttige insecten.
Loodglans
...is een schimmelziekte. Als de boom besmet is, is dat te zien aan de grijs-witte bladeren, een kleur zoals van oude loodafdichtingen bij daken. Bij ernstiger aantasting sterven er takken af en kan de hele boom dood gaan. Maar vaak blijft de boom nog enkele jaren kwakkelen, zonder nog vruchten voort te brengen. Hij is dan wel een bron van besmetting voor andere bomen.
Loodglans is echter geen ziekte van de bladeren maar een schimmel die in het hout leeft. Bij doorzagen van aangetaste takken zijn bruine verkleuringen te zien. De loodglans ziekte dringt de boom binnen via wonden. Daarom mogen gevoelige soorten zoals pruimen en ander steenfruit allee in de zomer gesnoeid worden: dan zijn de snoeiwonden het snelst weer genezen en is de kans op besmetting dus het kleinst. Bovendien zijn er in de zomer het minste sporen.
De veroorzaker van de besmetting zijn namelijk de sporen van de Paarse korstzwam (Chondrostereum purpureum). Op dezelfde boom waar in de zomer loodglansbladeren te zien waren, groeien in de herfst paddestoeltjes, die erg op elfenbankjes lijken maar dan veel kleiner en niet wit maar paars/bruin van onderen. In deze paarse hoedjes worden de sporen gevormd, die zich met de wind verspreiden. Als deze sporen op een (andere) verwonde boom terecht komen en het is vochtig en niet te koud (ofwel een normale Nederlandse herfst en winter), dan kiemt zo een spoor en groeit de boom via de wond binnen.
Daarom is het advies vaak om de bomen meteen te rooien om besmetting te voorkomen.
Na een gesprek over dit onderwerp met een oude fruitteler lijkt er toch nog een kans te zijn om besmette bomen te redden. Hij heeft jaren terug het ontsmettingsmiddel Superol (oxychinolinesulfaat) aan met loodglans besmette bomen succesvol toegediend. Superol was vroeger een bekend medicijn tegen keelontstekingen; de oude fruitteler gorgelde er toen ook zelf mee, beste kriebel, maar de keelontsteking was meteen genezen. En ook zijn bomen die met superol ontsmet waren werden weer gezond. Proef geslaagd. Op het internet is te vinden dat er in de 50er jaren proeven gedaan werden, echter is onbekend
of deze ook succesvol waren. Wel is superol zowel bij mens als boom als ontsmettingsmiddel in vergetelheid geraakt. Waarschijnlijk ook omdat professionele fruittelers liever enkele besmette bomen rooien en vervangen in plaats van het risico te nemen dat deze bomen de hele boomgaard besmetten.
Superol is nog wel verkrijgbaar en zo ben ik in 2024 ook een proef gestart. Door het natte najaar 23 tot voorjaar/zomer 24 zijn er namelijk veel schimmelinfecties ontstaan, zo ben ik ook meerdere pruimenbomen met loodglans tegengekomen (van daar ook het gesprek met de oude fruitteler). Deze enkele privé pruimenbomen zonder besmettingsgevaar voor andere bomen heb ik nu in overleg met mijn klanten ontsmet met superol. Nu duimen dat ze weer gezond worden. Ik zal bijven berichten.
Tot slot: Naast steenvruchten zijn ook de appel ‘Early Victoria’ en de peren ‘Beurré Hardy’, ‘Conference’, Triomphe de Vienne’’ gevoelig voor loodglansziekte.
Meeldauw is een schimmel die je herkent aan een witte, meelachtige laag op jonge blaadjes. Deze worden geïnfecteerd door de schimmel, die in de eindknoppen heeft overwintert. Bij het uitlopen komt de schimmel mee en verspreid zich direct.
De jonge witte bladeren gaan krullen, verdrogen en ook kunnen bloesem, vruchten en takken gaan afsterven. Deze aantasting ontstaat bij warm en vochtig weer in de zomer en nazomer vooral op appels, maar ook op peren en heel soms op kersen en pruimen. Na een milde winter zonder vorst is de kans op meeldauw verspreiding groter.
Ook druiven, kruisbessenstruiken en rozen kunnen meeldauw krijgen. Soms gaat het dan om een andere schimmel, de valse meeldauw.
Als je fruitboom meeldauw heeft, knip dan in de zomer meteen en regelmatig de aangetaste jonge scheuten weg en verwijder deze uit de tuin (niet op de compost). In de winter knip je aangetaste eindknoppen weg. Op deze manier wordt de natuurlijke cyclus doorbrokenen neem je het merendeel van de besmetting weg.
Spuitzwavel is ook een uitstekend middel van natuurlijke oorsprong en kan toegepast worden om op natuurlijke wijze gewassen tegen meeldauw te beschermen. Dit middel moet preventief worden toegepast voordat meeldauw zichtbaar wordt, voor de bloei en evt ook weer na de oogst.
Mispel
De mispel (Mespilus germanica), of "wilde mispel" is een fruitboom met vruchten die ook mispels worden genoemd.
Niet te verwarren met de verwante soort, de Japanse mispel (Eriobotrya japonica) ook bekend onder de naam loquat.
Mispelbomen doen het goed in het Nederlands klimaat en toch kom ik ze niet zo vaak tegen. Ze groeien graag op iets meer schaduwrijke plekken wat heel fijn is omdat veel fruit het daar juist niet doet. In de middeleeuwen was dit een een gewaardeerd fruit omdat hier veel nodige vitamines inzitten die in die tijd schaars waren.
De boompjes groeien mooi grillig en worden tot 2,5 m hoog ook de wittel bloesem is erg mooi!
Er worden droge, kleine, harde, goudbruine vruchten gevormd, die in oktober rijp, maar dan nog ongenietbaar melig en wrang zijn. Na de eerste nachtvorsten worden ze zacht en bruin en dan kunnen ze na een tijdje wel gegeten worden, de smaak wordt dan zoet weeïg. Ook is het mogelijk de vruchten enkele dagen in de diepvriezer te leggen, wat een iets andere smaak geeft. Het vruchtvlees is dan zo zacht, dat het uit de schil gezogen kan worden, een bijna vloeibare vrucht in de schil! Als de mispel zacht is, is hij pas lekker maar een paar dagen houdbaar, voordat hij gaan rotten.
Voor sommigen is de mispel een lekkernij, en voor sommigen niet. Het gezegde: "Zo rot als een mispel" slaat dus in feite op een lekkernij maar kan ook anders geduid worden...
Als de mispels zacht zijn kan er gelei en likeur van gemaakt worden. Ook kan men hem poffen in de oven, net als met appels.
Muizenoor
Voordat een perenboom bloeit doorlopen de knoppen na de winterrust het schuivingsstadium en het vervolgens het muizenoorstadium.
In het schuivingsstadium wordt de bloemknop steeds ronder en boller en gaat langzaam open. Dan komen eerste groene blaadjes uit de knop. Als u er goed naar kijkt kunt u zien dat deze op een muizenoor lijken, vandaar de naam. En daartussen zitten kleine bolletjes tegen elkaar aan, dat zijn de toekomstige bloemen. Als deze open gaan, dan pas bloeit de perenboom echt. Prachtig!
Staat de perenboom in bloei, ergens midden maart, bent u te laat voor de wintersnoei.
Onderstammen
Een onderstam is het wortelstelsel van een fruitboom tot de stam net boven de grond. Hierop wordt de gewenste fruitboomras geënt (meer over enten is hier te lezen). Voor elke soort fruit zijn er aparte onderstammen.
De onderstam bepaalt de groeikracht van de boom, oftwel de verhouding tussen groei en bloei. Men kiest een onderstam afhankelijk van de gewenste groeikracht /grootte/vorm van de boom, de bodem en resistentie-eigenschappen (=hoe ziektegevoelig een onderstam is). Hetzelfde ras is dus ook op verschillende onderstammen te verkrijgen, net wat de wensen zijn. Over het algemeen gelt voor de keuze van een onderstam: Hoe rijker de bodem, hoe krachtiger de te enten soort, hoe zwakker (in de zin van minder groeikrachtig) de onderstam dient te zijn.
Onderstammen voor appelrassen
Begin 1900 werd in East Malling (Groot-Brittanië) een project opgestart om de beste onderstammen te selecteren uit deze grote variatie. Ook in andere Europese landen werden vergelijkbare projecten opgestart. Verschillende zaailingen en rassen werden vanuit heel Europa verzameld, vermenigvuldigd en weer over Europa verspreid. Vanaf 1950 werden de toen geselecteerde onderstammen verder gekruist, geselecteerd en vermenigvuldigd. Ook een ander fruitteeltcentrum te Merton nam deel aan deze selecties. De types worden vandaag aangeduid met letters en cijfers, waarbij M voor (East) Malling staat en MM voor Malling-Merton. Mocht u de letter B tegenkomen, deze staat voor Budagovsky Paradijs Appel, een Russische onderstam.
Een overzicht van de meest gebruikte onderstammen voor appelrassen:
Onderstammen voor perenrassen
Ook voor peren heeft het proefstation te East Malling enkele onderstammen geselecteerd. De keuze is beperkter als bij appels en het is gebleken dat kweeperen de meest geschikte onderstammen voor perenrassen zijn.
Onderstammen voor pruimenrassen
Ook bij de pruimenrassen is de keuze in onderstammen een stuk makkelijker:
Onderstammen voor kersenrassen
Kersen zijn de hardste groeiers onder de fruitbomen. Voor de professionele fruitteelt van kersen met kleine bomen wordt daarom nog steeds gezocht naar onderstammen met een nog zwakke groeikracht.
Het oogsten van fruit: Wanneer is het rijp en hoe plukken?
Het oogsten van eigen fruit om te consumeren of te verwerken, daarvoor doen we het allemaal, toch? Of bijna allemaal, want een fruitboom in bloei of een grillige perenboom in de winter met kerstlichtjes erin, daar worden we ook blij van.
Maar wanneer is het fruit rijp?
Over het algemeen kunnen we zeggen, dat eerst de kersen, dan de pruimen, dan de appels en peren rijp worden. Maar het is ook weer per ras verschillend en dan speelt het weer ook nog een grote rol. Er bestaan tabellen per fruitsoort en ras, wanneer het fruit plukrijp is, maar dat kan ook zo maar met 2 weken verschillen, afhankelijk van het weer en met name de hoeveelheid zon.
Daarom is het handig om de volgende dingen te weten.
Sommige vruchten rijpen na en kunnen evt ook eerder geplukt worden, maar sommige niet, dus dan is het echt wachten pas plukken als ze rijp aan de fruitboom hangen.
Tenslotte nog een aantal dingen over hoe het fruit het beste geplukt kan worden.
Meer over het bewaren van fruit lees je hier.
Oorwormen, oorwormpotjes en meer
Oorwormen, ook bekend als orenkruipers (niets is minder waar) zijn zeer nuttige beestjes. Zij zijn namelijk gek op allerlei soorten luizen en andere plaaggeesten voor fruitbomen, zoals bijvoorbeeld de perenbladvlo.
Geef ze dus een warm nestje van hooi, stro of houtwol in een omgedraaid aardewerkpotje en hang het in de fruitbomen. De oorwormpotjes zijn ook vaak in moestuinen op en bamboestok te zien en zij werken ook bij rozen of bessenstruiken met luis.
Maar let op, oorwormen kunnen niet vliegen! Alleen als de rand van het potje een tak of stam raakt kunnen de oorwormen er makkelijk in en uit kruipen. De rest van het werk gebeurt s'nachts: de natuurlijke vijanden gaan dan op luizenjacht en houden je fruitboom gezond.
Ook oorwormen houden van diversiteit: ze zijn ook blij met andere huisjes bestaand uit holle bamboestokken bij elkaar of (vaak bij fruittelers te vinden) geperforeerde plastic zakjes gevuld met stro. Oogt minder mooi, maar van binnen is het hooi even warm en knus.
En dan nog dit: Nadat de luizenplaag voorbij is, ongeveer in juni/juli, worden de huisjes met oorwormen vaak overdag (als ze slapen) verplaatst van steenfruit naar pitfruitbomen. Daar zijn namelijk nog andere plaaggeesten te vinden terwijl bij de pruimen en kersen een kans bestaat dat de oorwormen anders van de rijpe vruchten gaan smullen. Het gaat dan meestal om enkele vruchten die al niet meer gaaf zijn, ik deel ze graag, maar toch worden de oorwormen in de professionele fruitteelt verplaatst.
Perenpokziekte
Perenpokziekte wordt veroorzaakt door de perengalmijt. In het voorjaar bijten zij zich vast in blad of vruchten en injecteren daar gif, waardoor het blad extra sap produceert voor eigen consumptie. Dit veroorzaakt schade aan blad en kleine vruchtjes, de perenboom zelf heeft er amper last van.
De bladeren krijgen kleine lichtgroene naar roze verkleurende zwellingen. In een later stadium worden deze pokken lichtbruin, rood en dan zwart. Het blad krult, de groei wordt geremd en de aangetaste vruchten vallen van de boom. Aangezien de perengalmijt op de takken overwinteren helpt het niet om de balderen af te voeren. De mijt kan door het spuiten van zwavel bestreden worden, bij enkele balderen is mijn advies: laat de natuur natuur zijn. Er blijft nog genoeg over.
Perenroest
Perenroest is een schimmel die ieder jaar weer in het voorjaar door de jeneverbes / juniperus overgedragen wordt op perenbomen binnen circa 500m. De schimmel overwintert namelijk niet op de perenboom, maar op de jeneverbes. In het voorjaar vliegen de roestsporen door de lucht weer naar perenbomen.
Het begint met oranje vlekken op de bovenkant van het blad, aan de onderkant groeien wratachtige uitstulpsels. De schimmel veroorzaakt vroege bladval met als gevolg dat de vruchten niet meer groeien of te vroeg rijp worden. Dit zorgt bij extreem beval voor mindere oogsten. De perenboom gaat er niet aan dood en enekel oranje vlekken zijn niet zorgelijk.
Wat valt te doen?
Pitvrucht
... of pitfruit is de verzamelnaam van alle vruchten waarvan de zaden gehuld zijn in een klein vliesje die in een klokhuis zitten.
De meest bekende voorbeelden zijn appels en peren. Ook kwee, mispel, meidoorn, krentenboompjes en de appelbes horen bij de familie van de pitvruchten.
Pitvruchtbomen worden regulier in de winter gesnoeid. Zij zijn bij snoei in de warme zomermanden namelijk vatbaarder voor ziektes zoals bijvoorbeeld bacterievuur.
Regenvlekkenziekte / roetvlekkenziekte
De regenvlekkenziekte of roetvlekkenziekte is in Nederland relatief nieuw en komt vaker in de biologische fruitteelt, bij schurftresistente en laat rijpende appel- en perenrassen voor. Dit is omdat schimmelziekte door de zwam gloeodes pomigena wordt veroorzaakt maar zowel in de biologische fruitteelt als ook bij schurftresistente bomen niet/minder met fungicide tegen zwammen wordt bespoten. Voor het optreden van deze schimmel speelt het weer een grote rol:
Sapstroom
Bomen hebben een sapstroom die de voedingsstoffen door de boom heen vervoert. Het water en de mineralen die de wortels opzuigen wordt naar boven gebracht, naar de takken en bladeren. En de voedingsstoffen die de bladeren aanmaken worden weer naar beneden gebracht, zodat ze opgeslagen kunnen worden in de wortels.
In de winter is deze sapstroom niet zo actief. Als het voorjaar weer begint, komt deze weer op gang.
De neerwaartse sapstroom loopt direct onder de schors. Als de sapstroom naar de wortels wordt onderbroken, sterft de boom langzaam af doordat de wortels niet meer worden onderhouden met voedingsstoffen.
Staan uw fruitbomen in de buurt van een bos met wild, heeft u zelf schapen of geiten onder de bomen grazen? Zij lusten ook de barst en kunnen de fruitboom onomkeerbaar beschadigen. De stam moet dan beveiligd worden met een boombeschermer.
Tip: Laat na het snoeien in de winter het snoeihout liggen, dan zal het wild hiermee meestal genoegen nemen en de boom met rust laten.
Schurft
...is een schimmelziekte die op tak, blad en fruit kan voorkomen. Peren zijn schurftgevoeliger dan appels, maar ook andere fruitbomen kunnen schurft krijgen.
Schurft kan de boom pas aantasten als het blad voldoende lang nat is, de zogenaamde bladnatperiode. Dit komt doordat de vrijgekomen schimmelsporen voor het kiemen voldoende vocht nodig hebben. De schurftschimmel overwintert op afgevallen bladeren en bij takschurft op de takken. De wintersporen worden in het voorjaar, bij regen of dauw en bij een bepaalde temperatuur uit de vruchtlichamen gestoten en door de wind verspreid. Komen deze sporen op jonge groene plantdelen dan zetten ze zich daarop vast. Blijft het warm en vochtig weer gaan deze sporen ontkiemen en dringen het blad, tak of vruchtweefsel binnen. Dan worden kleine zwarte plekken op blad of vrucht zichtbaar, die zich vooral door neerslag van blad tot blad of van vrucht tot vrucht verspreiden. De vlekjes worden na verloop van tijd groter, sluiten zich aaneen en er ontstaan bobbelige bladeren, die niet meer groeien. Op de takken en twijgen kunnen kleine blaartjes ontstaan die later openspringen. De plek wordt hard en korstig en het takje krijgt hierdoor een ruw en schurftig uiterlijk. bij een zware aantasting kunnen de jonge twijgen afsterven.
.Maatregelen:
Snoeien van fruitbomen
Waarom eigenlijk snoeien? Deze vraag krijg ik geregeld te horen. De natuur regelt het toch zelf...
Dat is niet onjuist. Alleen in het geval van fruitbomen worden deze (zeker in ons nat klimaat) sneller ziek, gaan dan minder lang mee en het fruit wordt minder lekker…Dus als je van je fruitboom en lekker fruit uit eigen tuin houdt, snoei hem dan wel, op de juiste manier en dat is jaarlijks en heel beperkt.
Door de fruitbomen ieder jaar beperkt te snoeien
Hoe eigenlijk snoeien?
Hierover wil ik in eerste instantie zeggen, dat je met theorie alleen niet zo ver komt. Als je voor de fruitboom staat weet je namelijk niet meer hoe je het geleerde moet toepassen. Daarom verbind ik in mijn snoeicursussen theorie altijd met praktijk. Eerst begrijpen hoe het werkt, dan zien en zelf toepassen op de fruitboom met mij als voorsnoeier en snoeilerares, die helpt en corrigeert tijdens het oefenen. En ook: Oefening baart kunst - hoe meer je snoeit hoe makkelijker, intuïtiever en beter het snoeien wordt.
Geen fruitboom groeit en bloeit hetzelfde, er zijn per soort en zelfs ras finesses en bijzonderheden, dus ook aan de snoei.
Toch zijn er ook een aantal dingen die belangrijk zijn voor de snoei van alle fruitbomen en deze ga ik hier benoemen.
1) Als je begint met snoeien kijk je eerst naar de vorm van de boom. Een fruitboom heeft en stam en een aantal dikkere takken die het gestel vormen. Dit gestel blijft altijd bestaan en kan heel oud worden. Hoe groter de boom hoe meer gestel hij heeft. Bij kleine balkonboompjes vormt alleen de stam het gestel.
2) Het fruit hangt dan aan de zijtaken van het gestel oftewel het vruchthout. En dat moet jong blijven. Hoe ouder het vruchthout hoe minder lekkerder het fruit. Ook wordt ouder vruchthout langer, dikker en kaler en op gegeven moment zit de boom te vol met takken. Daarom snoeien we oud vruchthout weg om weer ruimte te maken voor nieuwe scheuten.
3) In ons klimaat met beperkte zonuren en veel regen is een goede belichting van alle takken met fruit en beluchting om schimmelziektes te weren belangrijk. Met licht en lucht in de fruitboom blijft je boom gezond en rijpt het fruit goed af. Durf daarom ook dikke takken eruit te zagen, zeker als de boom al lange tijd niet gesnoeid is. Soms doe je dit zelfs verdeeld over meerdere jaren, want teveel snoeien in een keer brengt de boom uit balans. En krijg je een boom terug met heel veel blad/waterlot en zonder fruit. Immers hoort er een wortelgestel bij de kroon, is de kroon opeens veel kleiner dan de wortel groet deze heel hard weer terug.
Steenvrucht
...-of steenfruit is de verzamelnaam van alle vruchten waarvan het zaad in een hard omhulsel zit: de steen. Hierbij horen pruim, kers, kriek, abrikoos, nectarine en perzik. Ook avocado, mango en olijven zijn steenvruchten.
Steenvruchten worden regulier in de zomer gesnoeid, normaliter na de oogst. Is een steenvruchtboom erg achterstalling in snoei kan hij ook vlak voor of na de bloei gesnoeid worden. Steenvruchtbomen zijn over het algemeen gevoeligere fruitbomen dan pitvruchten, hierdoor genezen ook snoeiwonden minder goed. Bij snoei in de koude en natte wintermanden zouden steenvruchtbomen vatbarder worden voor schimmelziektes die door de snoeiwonden de boom in kunnen dringen.
Vruchtdunning
... of dunning is vooral bij pruimen en appel belangrijk. Ook de perenrassen met rondere vruchten, bijv. de Gieser Wildeman stoofpeer hebben baat bij het dunnen. Bij kersen en druiven wordt meestal middels krenten gedund, dit is het manuele verwijderen van bloesem.
Wanneer dunnen?
Waarom dunnen?
Hoe dunnen (foto: pruimentak voor en na het dunnen)?
Vijgenskeleteermot
De vijgenskeletteermot is een insect dat schade kan veroorzaken aan vijgenbomen.
De schade is voornamelijk te wijten aan de vraat van de rupsen. Ze voeden zich met het bladweefsel van vijgenbomen, waardoor de bladeren uiteindelijk verkleuren, uitdrogen en afvallen. Dit kan bij veel aantasting leiden tot minder groei en minder vruchten.
Check dus de bladeren en verwijder idealiter al de eitjes voordat het rupsen worden. Bij extrem beval kan de vijgenskeletteermot ook bestreden worden met aaltjes.
Walnootgalmijt
...ook bekend als okkernootviltmijt (Aceria erinea), veroorzakt voornamelijk esthetische schade aan het blad.
De 0,1 mm grote mijten overwinteren in de bladknoppen van de notenboom en tasten het blad zodra deze uitlopen aan. Er zijn rupsvormige gallen (bobbels) op het blad te zien met aan de onderkant holtes met bruine haartjes. Tussen de haartjes leven de viltmijten. De gallen variëren in grootte tussen de één en tweeënhalve cm.
Het blad ziet er niet erg fraai uit, maar uw walnoten worden niet aangetast en zullen even lekker smaken.
Water (Bewatering, Water geven, Droogte)
Een fruitboom heeft water nodig om te overleven. Niet teveel en niet te weinig. Het meeste water is in de lente nodig als de fruitboom weer uit de ruststand komt en blaadjes, bloesem en uiteindelijk het fruit gaan groeien. Meestal regent het in het voorjaar, maar is dit niet het geval is het wijs om extra water te geven. Hoe jonger een fruitbom hoe minder goed het wortelstelsel is ontwikkeld en hoe belangrijker het is om dan water te geven. Maar ook bij oudere bomen kan bewatering zinvol zijn, aangezien het grondwaterpeil de laatste jaren nogal kan schommelen. Dit betekend bij dalend grondwater dat de wortels te kort zijn om aan het grondwater te komen. Bij een stijgend grondwater bestaat kans dat wortels gaan rotten. Verder is het ook van belang dat het water goed kan opgenomen worden, dus de grond vochthoudend is. Dit is te bereiken door een goede bodemstructuur (zie Humus).
Hoeveel water heeft een fruitboom eigenlijk nodig?
Wortelopslag
Scheuten die uit de wortels ontstaan worden wortelopslag of opschot genoemd. Zij kunnen uitgroeien tot een nieuwe boom, meestal niet met dezelfde eigenschappen dan de moederboom (zie ook enten van fruitbomen), vandaar wordt er soms ook van wildopslag gesproken. Scheuten op de stam hebben de naam stamopslag.
Bij alle fruitbomen moeten we er steeds voor zorgen dat er geenopslag komt. Alles wat aan de voet van de stam of daarnaast aan scheuten te voorschijn komt, moet direct worden weggehaald. Het verwijderen van opslag geeft niet alleen een mooier en verzorgder beeld, maar is ook beter voor de fruitboom. Wortelopslag neemt namelijk waardevolle voedingsstoffen weg die anders ter beschikking komen aan de fruitboom. Tenslotte, als een boom opvallend veel opslag heeft, is dit een teken dat hij het zwaar heeft.
Wortelsnoei
...is een groei regulerende maatregel, die ook in de fruitteelt regelmatig toegepast wordt.
Wanneer? Als de fruitboom te weinig bloemknoppen (generatieve groei)/ teveel blad (vegetatieve groei) oftewel amper oogst geeft. Ook als een fruitboom achterstallig in onderhoud is en er in een keer (te)veel hout moet wijken om de fruitboom weer in model te krijgen. Ook dan zorgt wortelsnoei ervoor dat de flink uitgedunde kroon weer bij de gesnoeide wortel past. Zou men teveel in de kroon snoeien en de wortel intact laten, groeit alles gesnoeide nog harder terug, maar dan zonder fruit.
Hoe? Met een ploeg, scherpe spade of wortelschep worden de bovenste wortels tot ca 30 cm diepte rondom de fruitbom doorgezaagd. Dit gebeurt bij laagstammen in een cirkel van 30cm vanuit de stam. Bij hoogstammen is dit circa 50 cm, beide lijkt vrij dicht op de boom, maar dat klopt. Er blijven genoeg diepere wortels over om de boom stabiel te houden. Bij veengrond wortelen de bomen minder diep en adviseer ik om de helft van de dikkere wortels te laten staan.
Wat? De fruitboom heeft op eens minder wortels om zich te voeden. Hij krijgt stress en komt in de overlevingsstand. Dit houdt in dat hij nakomelingen wilt gaan produceren in vorm van bloemknoppen = fruit = in potentie nieuwe bomen.
Alternatieven? Een deel van de stam inzagen of barst vellen (nooit rondom!), een maatregel die ervoor zorgt dat de sapstroom onderbroken wordt, het gevolg is ook hier minder voeding, stress voor de fruitboom en het aanmaken van meer bloemknoppen. Stam inzagen is minder vermoeiend, blijft echter zichtbaar. Het beste alternatief is om het niet zo ver te laten komen door regelmatig weinig en op de juiste manier te snoeien.
Zonnebrand bij fruit
Fruitbomen kunnen (ook) niet zo goed tegen de hitte. De vruchten zijn gevoelig voor zonnebrand! Net als wij kunnen appels, peren en druiven verbranden in de zon. Dit is het geval als meer dan 52 graden op de schil gemeten wordt. Deze temperatuur kan bij hete zomers in de middagszon bereikt worden. Professionele telers koelen de vruchten met hun benevelingsinstallaties (net als zij dit doen om vorstschade te voorkomen).
Wat kun jij doen om zonnebrand op je fruit in eigen tuin te voorkomen:?
De vruchten in de ergste hitte met je tuinslang of sproeier te koelen kan ik NIET aanraden, dan verbranden namelijk de bladeren. Het beste is dus om voor schaduw te zorgen. Vaak hebben de vruchten al natuurlijke schaduw door hun bladeren. Om de sterkste middagszon te weren kan anders een parasol of zonwerend doek uitkomst bieden.
Geef je fruitbomen bovendien tijdens extreme droogte 3x per week 150 liter water. Laat je tuinslang hiervoor per keer circa 8 uur druppelen. Zo dringt het goed door in de kluit en kunnen de wortels het water optimaal opnemen. Ook hier voor bovengenoemde reden NIET overdag met een sproeier werken.
Copyright © All Rights Reserved
KVK-nr. 70077002
BTW-nr. NL002492359B92
Bankrekening-nr. NL40KNAB0415827418